De strijd om Bali. Geweld, verzet en koloniale staatsvorming 1846-1950 is een analyse van meer dan honderd jaar koloniale onderdrukking op het eiland Bali en de strijd van de bevolking daartegen. In dit proefschrift wordt duidelijk waarom er in de periode 1945-1949 zoveel geweld is gebruikt op Bali. Als het gaat om de bestudering van de onafhankelijkheidsoorlog dan staat vooral Java in de literatuur centraal, en niet Oost-Indonesië. Er is nauwelijks aandacht besteedt aan de relatie tussen de belangrijke federale deelstaat die daar in 1946 werd gevormd en het geweld op de grond. Ook is er nog weinig gekeken vanuit continuïteiten en breuklijnen door de tijd heen, vanuit meerdere perspectieven en verschillende bronnen. De belangrijkste bevindingen zijn: 1. dat het geweld voortkwam vanuit het vooroorlogse koloniale bestel 2. dat de federale opzet op Bali gedurende de revolutie voortborduurde op de factiestrijd tussen de adel. 3. Dat deze federale opzet tot wijdverspreid geweld leidde. Toen de weerstand van de Balinese strijdtroepen in 1946, onder leiding van vorstenzoon I Gusti Ngurah Rai, groter was dan verwacht en geruime steun vanuit de bevolking bleek te hebben, werd het impliciete beleid van het Nederlandse gezag om het Balinese verzet compleet te elimineren. Dat gebeurde door moord en marteling in zogenaamde tangsi’s, gevangenkampen, maar ook al vaak meteen na arrestatie, ‘op de vlucht doodgeschoten.’ 4. Dat de strijd van de bevolking zelf een lang genegeerde verklaringsfactor is geweest. 5. Dat het geweld doelbewust is weggemoffeld en verzwegen in de koloniale administratie, wat heeft doorgewerkt in de geschiedschrijving.