29 April 2025
De Holocaust heeft een onuitwisbare stempel gedrukt op het leven en het welzijn van Joden in Nederland. Van de 140.001 Joden die de Duitse autoriteiten in 1941 in Nederland registreerden, werden 107.000 Joden gedeporteerd en werden 102.000 Joden vermoord.
‘Nu de eerste generatie Joodse overlevenden geleidelijk wegvalt, verdwijnt ook het communicatief geheugen: het doorgeven van herinneringen door hen die de gebeurtenis zelf meemaakten’, legt Zaccai uit. ‘Hierdoor doen we steeds meer beroep op bestaande kennis over de ervaringen van de Holocaust en worden archieven en herinneringsplekken steeds belangrijker.’
Dit stopt niet bij het wegvallen van de ooggetuigen
Met haar onderzoek laat Zaccai zien hoe de Holocaust doorwerkt in de tweede en derde generatie. ‘Dit stopt niet bij het wegvallen van de ooggetuigen. De derde generatie heeft hun grootouders vaak nog gekend en zijn bovendien opgevoed door hún kinderen, die directer de impact van de oorlog meemaakten. Er is langzamerhand ook sprake van een vierde generatie voor wie de impact misschien weer anders is.’
Om te onderzoeken hoe herinneringen en familieverhalen zich vormen, analyseerde Zaccai 18 interviews met drie generaties in zes Joodse families. Dit waren eerder afgenomen interviews met Joodse Holocaustoverlevenden (uit het Spielberg project) en nieuwe interviews met hun (klein)kinderen. Deze gingen over herinneringen aan de Jodenvervolging tijdens de Tweede Wereldoorlog, de bevrijding, de terugkeer naar Nederland en de opvang in de samenleving. Ook kwamen de invloed van het oorlogsverleden op het lichamelijk en psychisch welzijn, familierelaties, Joodse identiteit en de beleving van vrijheid en herdenkpraktijken aan bod.
Uit het onderzoek blijkt dat alle generaties het belangrijk vinden om over de oorlogservaringen (na) te vertellen: ‘opdat de Holocaust niet vergeten wordt en dit nooit meer gebeurt.’ De herinneringen worden doorgaans fragmentarisch en selectief doorgegeven. ‘Het zijn niet altijd samenhangende of gedetailleerde chronologische vertellingen’, legt Zaccai uit.
Herinneringen blijken soms vergeten of verdrongen, ook bij de grootouder zelf, en worden minder gedetailleerd naarmate generaties jonger zijn. Tegelijkertijd voegen (klein)kinderen soms via historisch onderzoek, schoolverslagen en gesprekken met hun (groot)ouders nieuwe details aan het familieverhaal toe. ‘Dit laat zien dat herinneringen zich blijven ontwikkelen en kunnen worden bijgesteld’, stelt Zaccai.
Zaccai benadrukt ook het belang van non-verbale dragers van oorlogsherinneringen. ‘Oorlogsherinneringen worden ook doorgegeven in sfeer, codes, verborgen boodschappen en lichaamstaal. In een “positieve”, soms zelfbevestigende levenshouding of in een neiging tot depressie, angst, sterke emoties en zwijgzaamheid of overmatig praten.’
Daarnaast observeert Zaccai dat de grote lichamelijke en psychische schade die de eerste generatie opliep, ook gevolgen heeft voor hun (klein)kinderen. ‘Zij kunnen klachten krijgen als depressie, angst, verdriet, paniekaanvallen en nachtmerries. Of erg waakzaam of wantrouwend zijn, of een gebrek aan verbondenheid ervaren. Ook kunnen er lichamelijke klachten optreden, vooral bij de tweede generatie.’
Gevraagd naar hun beleving van vrijheid en het herdenken van de Holocaust, benadrukken families dat vrijheid niet grenzeloos is en niet ten koste mag gaan van anderen. Ze vinden het daarnaast belangrijk om hun Joodse identiteit te kunnen tonen en vrij te kunnen denken. Onvrijheid wordt omschreven als een gevoel van voortdurend waakzaam en ‘op je hoede’ zijn en ook in verband gebracht met het oorlogsverleden van de (groot)ouder.
Er is tot slot breed draagvlak voor de Nationale Dodenherdenking op 4 mei. ‘Er is behoefte aan een blijvende focus op de historische gebeurtenis van de Tweede Wereldoorlog zonder te veel verbreding naar andere mondiale conflicten. Daarnaast is er behoefte aan nuance en feitenkennis over de Holocaust.’
‘Hoewel tweede en derde generaties steeds vaker manieren vinden om zich persoonlijk en collectief te bevrijden door herstel en heling, is de oorlog nog in alles voelbaar’, concludeert Zaccai. Omdat kennis over de Holocaust verdwijnt en daarmee ook het begrip voor Joodse gemeenschappen en Joods leven in Nederland, is alertheid volgens haar belangrijk. ‘De verworven vrijheid is niet vanzelfsprekend. Weten hoe het oorlogsverleden doorwerkt blijft relevant. Daarvoor moeten we bestaande en nieuwe (vormen van) wetenschappelijke kennis blijven ontwikkelen. De Holocaust, zijn geschiedenis, de herinneringen en de verhalen moeten in elke generatie opnieuw aandacht krijgen.’